In december 2018 is de norm NEN 3140 bijgewerkt en is meer aandacht gegeven aan het beschermen tegen de effecten van vlambogen. De norm richt zich voor vlamboogrisico alleen op werken onder spanning, net als de Europese norm EN 50110-1.
Bij werken onder of in de nabijheid van spanning zijn er noodzakelijke bescherming voorgeschreven op basis van de voorliggende beveiliging. Voor automaten van 25 tot 80 A en smeltveiligheden van 80 tot 630 A geldt een algemene vereiste voor vlamboogbescherming. Voor grotere voorliggende beveiligingen moet de minimale toegekende waarde van vlamboogbescherming uit een berekening blijken.
Voor spanningsloos werken worden geen specifieke eisen gesteld aan het omgaan met vlamboogrisico.
In bijlage B.6 geeft de norm een aanpak voor risicoinventarisatie voor werken in de nabijheid van onder spanning staande installaties. De inventarisatie bestaat uit twee stappen. De eerste is het berekenen van het gevaar volgens de norm BGI 5188 of NFPA 70E met IEEE 1584. De tweede stap is het bepalen of de installatie vlamboogvast en de werkzaamheden met gesloten deuren plaatsvinden: als aan beide voorwaarden wordt voldaan is geen vlamboogbescherming nodig.
Een risicoinventarisatie voor vlambogen is alleen vereist voor werken onder of in de nabijheid van spanning. Dit wekt de indruk dat bij spanningsloos werken vlambogen geen risico vormen, al zegt de norm dit niet expliciet. Om te voldoen aan de vijf essentiële eisen voor spanningsloos werken worden handelingen uitgevoerd die wel degelijk blootstelling aan vlambogen kunnen veroorzaken. Zeker als het gevaar zeer hoog is of er andere risicoverhogende omstandigheden zijn kan het wenselijk zijn om hier maatregelen voor te nemen. Zonder gerichte risicoinventarisatie kan dit over het hoofd gezien worden.
De vereiste voor een berekening geldt voor automaten vanaf 80 A, maar voor smeltveiligheden pas vanaf 630 A. Dit is gebaseerd op het feit dat smeltveiligheden een beperkte doorlaatenergie I²t hebben in vergelijking met automaten. Er wordt hierbij aangenomen dat de smeltveiligheid direct aanspreekt als een vlamboog ontstaat, en dit blijkt in de praktijk lang niet altijd het geval. Afhankelijk van factoren zoals de grootte van de transformator of de lengte van de voorliggende kabel kan de smelttijd soms wel enkele seconden bedragen en komt een veel hogere energie vrij.
Voor het bepalen van de juiste bescherming tegen vlambogen wordt de Duitse BGI 5188 genoemd als berekeningsnorm. Deze berekeningsmethode is echter veel minder onderbouwd dan IEEE 1584 en kan gemakkelijk tot zware onderschatting van het gevaar leiden.
Hoewel de behandeling van vlamboogrisico in de NEN 3140 een stap in de goede richting is, leiden de huidige eisen nog niet tot goed risicomanagement. Daarom de volgende aanbevelingen hoe met een beperkte inspanning toch grote stappen kunnen worden gezet.
Neem vlamboogrisico op in alle elementen van het veiligheidsprogramma. Niet alleen voor werken onder of in de nabijheid van spanning, maar in het algemeen naast aanraakgevaar. Zo komt er bewustzijn over de hele breedte van de organisatie. De vragen die opkomen kunnen gebruikt worden om vervolgstappen te zetten.
Doe een algemene risicoanalyse voor het lokale elektrische verdeelsysteem. Hier hoeft niet direct een berekening voor gedaan te worden, ook in algemene termen kunnen risico’s gerangschikt worden. Indien berekeningen gedaan worden gebruik dan altijd de IEEE 1584-2018 norm. Wees voorzichtig met Tabel 106 voor het uitkiezen van PBM’s. Vooral bij grotere smeltveiligheden is de aanname dat deze direct doorbrandt soms niet correct.