Normen: NFPA 70E

De Amerikaanse NFPA 70E-norm vereist dat werk gebeurt onder elektrisch veilige omstandigheden voor actieve delen boven de 50 V onder de volgende omstandigheden:

  • De persoon bevindt zich binnen de beperkte naderingsgrens (limited approach boundary). De begrensde naderingsgrens wordt gedefinieerd als de naderingslimiet voor blootliggende elektrische delen waar een risico op elektrische schok bestaat. Voor spanningen van 50-750 V wordt het gegeven als 1 meter voor vaste circuits of 3 meter voor beweegbare geleiders. De standaard bevat een tabel voor andere spanningen.
  • De persoon werkt met apparatuur waarbij actieve delen niet bloot liggen, maar er toch een verhoogde kans op letsel door blootstelling aan een vlamboog bestaat.

Als werk wordt uitgevoerd dat mogelijk niet onder elektrisch veilige omstandigheden vallen is een risicobeoordeling vereist die betrekking heeft op vlambooggevaar. De risicobeoordeling moet de gevaren identificeren, de kans van optreden en het gevaar van vlambogen bepalen en tot slot aangeven welke beheersmaatregelen moeten worden genomen. Bij de schatting van de kans en het gevaar moet rekening worden gehouden met het ontwerp van de elektrische apparatuur, de bedrijfsomstandigheden en de staat van onderhoud van de installatie.

Om te bepalen of aanvullende beheersmaatregelen nodig zijn, kan tabel 130.5 (C) worden gebruikt. Deze tabel geeft een 'ja' of 'nee' aan voor de kans van optreden. Het is gebaseerd op de taak en de toestand van de apparatuur. Als PBM’s worden gebruikt als een beheersmaatregel moeten de volgende gegevens worden bepaald:

  • Toegepaste werkmethoden
  • De vlambooggrens
  • Welke PBM’s vereist zijn tijdens werken binnen de vlambooggrens

Om de vlambooggrens te vinden en te bepalen welke PBM’s moeten worden gebruikt, worden twee methoden gegeven: de vlamboog PBM-categoriemethode en de energie-analysemethode. Het gebruik van beide of delen van deze methoden is niet toegestaan.

Voor de energieanalysemethode moet een energieblootstellingsniveau worden ingeschat op de werkafstand tussen de energiebron en het gezichts- en borstgebied. PBM’s moeten worden geselecteerd op basis van deze inschatting. Voor lichaamsdelen die naar verwachting dichterbij zijn dan de werkafstand moet zwaardere PBM’s worden gebruikt.

De IEEE 1584 norm wordt meestal gebruikt voor de methode voor analyse van vlamboogenergie. De energie wordt bepaald op basis van de beschikbare kenmerken van de foutstroom en beschermende apparaten. Het vereist een gedetailleerd model van het elektrische distributiesysteem en technische beoordeling om de resulterende berekeningen correct te interpreteren.

De PBM-categoriemethode kan worden gebruikt om de vlambooggrens en PBM’s te bepalen op basis van de uit te voeren taak en het soort verdeler. De verdeler moet binnen bepaalde parameters vallen om tot geldige resultaten te leiden. Eenmaal bepaald geeft de resulterende vlamboog PBM Categorie van 1 tot 4 de vereiste PBM's aan, vroeger ook wel HRC genoemd.

Een opmerkelijke moeilijkheid bij het gebruik van de PBM-categoriemethode is er zeker van te zijn dat een verdeler binnen de parameters valt. Sommige parameters zijn eenvoudig te bepalen, zoals het spanningsniveau en de klasse van verdeler. De beschikbare foutstroom en afschakeltijd vereisen echter een gedetailleerde analyse van het systeem.

De afschakeltijd moet worden geschat zonder de grootte van de vlamboogstroom te weten. Uit berekeningen van de energieanalysemethode weten we dat de vlamboogstroom kleiner is dan een kortsluitstroom, maar hoeveel afhankelijk is van een aantal factoren. NFPA 70E biedt geen leidraad voor het bepalen van de afschakeltijd of welke veiligheidsmarges moeten worden gebruikt.

Als aan een van de parameters niet wordt voldaan moet in plaats daarvan de energieanalysemethode worden gebruikt.